DE WEG NAAR HET ABSOLUTE NULPUNT

zout omgeeft, zeer veel geringer dan de gemiddelde dichtheid van de wereldruimte.

Hoe buitengewoon groot het vacuüm in het apparaat bij die lage temperatuur is, dus hoe geweldig leeg die ruimte dan is, moge blijken uit het feit, dat reeds tusschen 0,2 en 0,1 graad boven het absolute nulpunt de dampdruk van het helium, van dit vluchtige gas, zoo gering geworden is, dat gemiddeld slechts één atoom in iederen kubieken meter aanwezig zou zijn. Men bedenke hierbij, dat bij een druk van 0,001 mm kwik (in een rond getal 1 millioenste van den druk van de atmosfeer) in iederen kubieken millimeter van de ruimte nog 37.000 millioen atomen aanwezig zijn.

Tegelijkertijd zal het wel duidelijk zijn, dat een gasthermometer, waarmee men den druk anders als maat voor de temperatuur gebruikt, thans in dit lage temperatuurgebied niet meer als thermometer dienst kan doen. Dit levert echter geen moeilijkheden op, want in plaats van den gasdruk kan men hier de bij de proef bereikte magnetiseerbaarheid als nieuwe maat voor de temperatuur gebruiken. Op deze wijze werden dan ook de hier boven genoemde absolute temperaturen bepaald.

Het zou inderdaad geheel onjuist zijn, wanneer men het streven, om steeds nader het absolute nulpunt te bereiken, zou beschouwen als een, dat slechts gericht was op het behalen van een record. Wie zal het wagen te voorspellen, welke verrassingen de materie onder deze buitengewone omstandigheden nog voor ons verborgen houdt ? Reeds één maal hebben wij in het gebied der met helium bereikbare temperaturen een verrassing beleefd, toen Kamerlingh Onnes de suprageleidbaarheid ontdekte. Met dit woord wordt het ook thans nog raadselachtige verschijnsel aangeduid, dat er verschillende metalen zijn, welke bij een genoegzaam lage temperatuur hun electrischen weerstand geheel of wel tot op een nauwelijks meetbaar bedrag, verliezen.

Zulke verrassingen kan men niet voorspellen. Men moet proeven doen, dat wil zeggen met geduld en bescheidenheid stelt men aan de natuur vragen. Wel dient men zich natuurlijk een meening erover te vormen, welke vragen men aan de natuur stellen zal.