DE AANWIJZING VAN DE WICHELROEDE

tot 3000 graden en een mechanische bewerking verkregen kunnen worden, was het voor de bewerking hiervan gewenscht aan het wolfraam stoffen toe te voegen, zoodat het alliage gemakkelijker te bewerken zou zijn, terwijl tevens het groote soortelijk gewicht der stof behouden bleef. Onderzoekingen hieromtrent in Engeland leverden als resultaat op, dat door toevoeging van nikkel en koper aan het wolfraam bij een temperatuur van 1350 graden en onder een druk van 800 atmosferen een bewerking van het alliage zeer goed mogelijk was en de stof toch een zeer groote dichtheid voor de stralen had behouden.

De zoo verkregen platen konden goed bewerkt en gesneden worden en boden een vrij wat betere bescherming tegen de radiumstralen dan met het minder dichte lood het geval is.

Gs.

De aanwijzing van de wichelroede.

Bij het gebruik en bij den uitslag van de wichelroede komen twee vraagstukken in aanmerking. Het eene is: hoe komt de wichelroede-drager tot het aangeven van het aanwezig zijn van water, ertsen en in den laatsten tijd ook van geheimzinnige aardstralen, in de aarde? Dit kan als een physischprobleem beschouwd worden, daar dit betrekking heeft op den aard van den invloed van stoffen of van verschijnselen in de aarde op den wichelroede-drager.

Het tweede vraagstuk, dat misschien van nog meer belang is, is dat omtrent den uitslag van de wichelroede. Deze vraag luidt: wat brengt den uitslag van de wichelroede in de hand van den drager teweeg? De vraag hiernaar is een physiologisch vraagstuk.

Onlangs heeft de directeur van het laboratorium voor physiologie aan de universiteit te Kiel, prof. dr. Holzlöhner, een verrassend antwoord op deze vraag gegeven (meegedeeld in de Medizinische Welt, no. 8, 1936). Vooreerst stelt Holzlöhner vast, dat kenmerkend voor het dragen van de wichelroede — een kenmerk, dat steeds voorkomt — is, dat de wichelroede in labiel of bijna in labiel evenwicht is. Een heel kleine beweging aan de wichelroede, die nauwelijks merkbaar is, is voldoende om de roede uit den rusttoestand te brengen, waardoor zij haar nu eenmaal begonnen beweging schijnbaar zelfstandig, zonder verder toedoen van den menschelijken wil, voortzet. Zoo kan de mededeeling van den wichelroede-drager, dat de roede „vanzelf" een uitslag heeft, verklaard worden; inderdaad is zij door een uiterst klein rukje in een anderen evenwichtsstand gekomen.