QUASI KRISTALLIJ NE STRUCTUUR VAN VLOEISTOFFEN

spreekt daarom van de quasikristallijne structuur der vloeistoffen.

Men moet zich hierbij niet voorstellen, dat men plotseling tot deze nieuwe opvatting gekomen is. Veeleer dringt reeds sedert jaren de geheele ontwikkeling van het betreffende deel der physica naar deze beschouwingswijze en Debije heeft thans de heldere formuleering daarvan gegeven.

Het zekerste bewijs voor de structuur der vloeistoffen, waardoor zij zich scherp van de gassen onderscheiden, vormt het onderzoek van de moleculen en atomen, waarbij röntgenen lichtstralen door de stof gezonden worden. Daarbij wijken deze stralen van hun oorspronkelijke richting af. Indien de moleculen of atomen in de vloeistof geheel willekeurig geordend waren, dan zouden de uittredende stralen, juist als de invallende geschikt zijn. Nu vertoonen zich evenwel, wanneer röntgenstralen door een vloeistof gezonden worden, interferentie-verschijnselen; dat wil zeggen, wij nemen afwisselend sterker en minder sterk verlichte plekken waar. Deze worden niet bij gassen gevonden, terwijl dit wel het geval is bij vaste lichamen, waar röntgenstralen doorheen gezonden worden. De interferentieverschijnselen, die hier waargenomen worden, zijn alleen uit een zekere regelmatigheid in den moleculairen bouw te verklaren.

Ook de electrische eigenschappen spreken voor het bestaan van een structuur bij de vloeistoffen. Men onderscheidt de moleculen, in verband met hun gedragingen onder electrische invloeden, in „polaire" en „niet-polaire" moleculen.

De polaire moleculen bezitten een electrisch dipoolmoment, d.w.z. de verdeeling van de electrische lading is bij hen zoodanig, dat aan het eene einde van het molecule een pluspool en aan het tegengestelde einde een minuspool aanwezig is. Bij de niet-polaire moleculen bestaat daarentegen een zoodanige verdeeling van de lading niet; daarbij is de lading symmetrisch over het geheele molecule verdeeld. Een typische vertegenwoordiger van de eerste soort is water, en van de tweede benzol. Wanneer men de polaire moleculen in een electrisch veld brengt, dus aan den eenen kant een pluspool en aan de tegenover gestelde zijde een minuspool aanbrengt, dan stooten de gelijknamige polen van veld en moleculen