EEN ZOON VAN NAPOLEON OP ELBA

stooten van Josephine; niet met de bedoeling om gravin Walewska te huwen, wat ook zijn geheime wensch moge zijn geweest, maar om redenen van Staat. Toen hij zijn broeder Lucien trachtte te overreden zijn vrouw ook te verstooten, zinspeelde Napoleon op zijn eigen geval met Maria Walewska: „Zij is een bekoorlijke vrouw, een engel, wier ziel even schoon is als haar gelaat." En hij voegde er bij: „Ge lacht er om mij verliefd te zien en het is een feit dat ik dat ben, maar ik maak mijn gevoelens ondergeschikt aan de politiek, die vereischt dat ik een prinses huw, ofschoon ik er de voorkeur aan zou geven mijn maitresse de kroon te doen dragen."1)

Evenals Lodewijk XIV wenschte de Keizer zijn kind te wettigen, zoodat als het een jongen was, hij erfgenaam van den troon zou zijn. Zijn raadgevers brachten hem echter in herinnering, dat bij den dood van dien koning, het parlement de besluiten ten gunste van gewettigde kinderen had ingetrokken; hij liet daarom deze gedachte varen. Maria keerde naar haar kasteel in Polen terug, waar zij op 10 Mei 1810 — een maand na het huwelijk van den Keizer met Maria Louise — het leven schonk aan een zoon, die Florian Alexander Joseph werd gedoopt. Bij dezen doop werd graaf Anastasius Walewski als vader vermeld. Op het oogenblik van zijn geboorte barstte een vreeselijke storm over de streek los en het eerste geschrei van het kind werd overstemd door het geluid van den donder. De bijgeloovige huishouding nam dit op als een voorteeken, dat het leven van het knaapje vol onrust en avonturen zou zijn. Het gerucht verspreidde zich, dat Napoleon beloofd had, hem tot den eersten koning van het bevrijde Polen te maken. Als zoon van een Keizer, met een troon als toezegging, scheen hem een grootsche lotsbestemming te wachten.

Ten gevolge van meeningsverschillen met haar echtgenoot verliet Maria in September 1810 met den kleinen Alexander Polen en keerde terug naar het huis in Parijs, No. 2 rue du Houssaye, dat de Keizer voor haar gekocht had. Zij was spoedig omringd door tal van landgenooten, die op nog al rumoerige wijze te kennen gaven, dat Polen nog steeds onder-

1) Jung: Lucien Bonaparte et ses Mémoires, deel III, blz. 105.