WAAROM IS JAPAN TEN STRIJDE GETROKKEN?

ondernemingen het werken mogelijk te maken (steenkool en ijzer). Het vindt op het vasteland van Azië, in de eerste plaats in China, echter geen gebieden, waar — hetzij uit politiek hetzij uit economisch oogpunt — nog niets wordt ondernomen, maar, om het hier maar even aan te stippen, gebieden met hun eigen speciale bevolkingsproblemen. Daaruit ontstaat het groote conflict. Met zijn kolonisatie op het vasteland heeft Japan, ook daar waar het sinds 30 jaar ongehinderd zijn gang kan gaan, niet veel succes gehad. In 1905, na den Russisch-Japanschen oorlog, toen in Mandsjoerije een kolonisatie-gebied was opengesteld, verklaarde Japan hoopvol, dat het in 10 jaar 1 millioen Japansche kolonisten naar dat gebied zou sturen; na 20 jaar woonden er in Kwantoeng en Mandsjoerije echter nog maar 200.000 Japanners, waarvan nog de helft boeren-kolonisten waren. Intusschen is de Chineesche bevolking van Mandsjoerije echter toegenomen van 3 tot 30 millioen zielen. Japans kolonisatie op het vasteland schijnt dus — oorzaken van klimatologischen en anderen aard zijn er meer dan genoeg — voor niet geringe moeilijkheden, volstrekt niet van politieken aard, te komen staan. Japan zoekt, na een dertigjarige ervaring, thans ook stellig naar oplossingen van anderen aard. In de laatste economisch „normale" jaren, voor 1930 dus, ging een derde van Japans export naar de Vereenigde Staten en een derde naar China. Ongetwijfeld is China het belangrijkste gebied voor zijn toekomst en wel — dit is verreweg het belangrijkste van alle problemen — als afzetgebied voor zijn industrieën. Nadat het 60 jaar geleden den weg naar de Westersche cultuur heeft betreden, hetgeen leidde tot industrialisatie en geweldige vermeerdering van de bevolking, en nu het zijn voedselbronnen wellicht nog niet geheel heeft uitgeput, maar ze toch in haar beperktheid met bijna wiskundige klaarheid overziet, rest — nu de kolonisatie op het vasteland tot dusver mislukt is — nog slechts de industrieele expansie, en die heeft markten noodig, die groote hoeveelheden afnemen. Het is in den industrieel georiënteerden Meiji-tijd niet langer, als in den Tokoegawa-tijd van boeren en handwerkslieden, de eigen grond, maar de fabriek, die het voor de voedselvoorziening van Japan nog steeds zoo boven alles belangrijke