DE HERVORMDE GEMEENTE TE KUTTENBERG IN BOHÈME.

duurde lang eer men dit plan kon uitvoeren. Doch de blijmoedig geloovige protestanten lieten zich door de grootste moeielijkheden, noch door de kostbaarste offers, van bun voornemen afbrengen. Voorloopig werd in het jaar 1884 eene filiaal-gemeente gesticht, die eens of twee maal in de maand in eene gebuurde zaal, eerst in eene herberg, toen in eene gymnastiekgebouw, godsdienstoefening hield. In het jaar 1887 besloot men tot het bouwen van een kerkje, dat door de leden van de filiaal-gemeente grootendeels uit eigen middelen werd gesticht. Alleen uit Schotland gelukte het hun eenige ondersteuning van belang te bekomen. Voor het overige waren ze geheel tot eigen middelen beperkt en hebben met prijzenswaardigen ijver en zeldzame offervaardigheid het werk, dat door de plaatselijke omstandigheden bijzonder moeielijk was, tot een goed einde gebracht. In het jaar 1888 werd het bedehuis, een eenvoudig gebouw zonder toren of klokken, dat met het bijzonder kostbare bouwterrein bijna 25.000 fl. heeft gekost, ingewijd, en in het jaar 1891 bereikte de gemeente eindelijk het vurig verlangde doel harer wenschen: het recht van onafhankelijkheid en een eigen predikant. De evangelisch gereformeerde inwoners van de stad en de ongeveer acht dorpen in den omtrek (het meest afgelegene twee tot drie uren ver) vereenigden zich tot eene gemeente, die nu omtrent 400 zielen telt. Het grootste deel daarvan behoort tot de geheel onvermogenden, meerendeels daglooners of arbeiders uit de hier van Staatswege gevestigde tabaksfabriek. Slechts een gering gedeelte is iets beter gesteld en behoort tot den boerenstand; deze wonen vooral in de omliggende dorpen.

Tengevolge van het kleine getal gemeenteleden en de volslagen armoede der gemeente zijn er groote moeielijkheden aan verbonden, de middelen ter bestrijding van

19*