DUITSCHE KORRESPONDENTIÈ.

leeraar in de theologie, die door den hem benoemenden Staat allereerst belast is met de vorming van toekomstige dienaren der Kerk, niet zóó ver zich mag uitstrekken, dat zij leidt tot een openlijk of bedekt bestrijden van de leer der Kerk, welke zij dienen moeten. Immers zou de Staat in de juridische faculteit ook geen mannen dulden, die van hun subjektief wetenschappelijk standpunt de grondslagen van den Staat aantastten?

Waarom gaan professoren in de theologie, voor wie hetgeen zij wetenschap achten, hooger staat dan de grondbeginselen van de leer der kerk, niet liever over tot de wijsgeerige faculteit, in plaats van dienaren te vormen voor een Kerk welker belijdenis zij bestrijden ? Hierbij komt nog het volgende. Naar de statuten der Hoogeschool te Berlijn moet de Decaan der theol. faculteit de volgende woorden richten tot ieder, die bij deze faculteit de doctorale waardigheid verwerven wil:

„Postquam venerabilis in hacce Universitate Theologorum Ordo te S. S. Theologiae doctorem rite creare decreverit, ex mandato Ordinis ejusdemque nomine ego te sollemniter interrogo, an fide data polliceri ac jurejurando confirmare constitueris : Primum , te nihil a scriptis propheticis et apostolicis iisque omnibus, quae inde ad symbola ecclesiae cum oecumenica tum ad Augustanam praesertim confessionem manarunt, alienum neque ipsum docere aut spargere neque aliis docentibus affirmare vel

commendare velis Haec igitur, priusquam Theologiae

doctor publice renuntieris, ex animi sententia pollicere ac jurejurando confirma bis verbis: Has juramenti a me praestandi partes ego probe intellexi et me sancte servaturum promitto et juro. Sic me Deus adjuvet trinus et unus et sacrosanctum ejus evangelium."

Niet lang geleden was prof. Harnack dekaan; is het nu niet zonderling, dat hij de aanstaande doctoren een