GESCHIEDENIS OF LEESBEELD.

In weerwil van de groote waarde aan dit geschrift toegekend, wil het ons vóórkomen, dat wij hier, behoudens veel onbestrijdbare waarheid, daarin gezegd, weder te doen hebben met iets, waarvan getuigd moet worden: „wat er waars in is, is niet nieuw; en wat er nieuw in is, is niet waar." In allerlei vormen poogt zich telkens weder eene voorstelling ook bij ons in te dringen, die onder den schijn van bijzonder geestelijk te zijn, toch bij dieper onderzoek zeer eenzijdig blijkt, en eene onmiskenbare verwantschap vertoont met een conservatief modernisme , waartoe het maar al te ligt de brug wordt. En wij verheelen ons niet, het daarom van de grootste beteekenis te achten, dat de gemeente hierop gewezen worde. Daarbij heerscht hier een spraakgebruik, dat ligt tot verwarring leiden kan en daarom dient te worden onderkend, indien men daardoor niet tot dwaling veivallen zal.

Zoo stuiten wij al aanstonds (bladz. 26) op den dubbelen zin, waarin hier van openbaring sprake is, zonder dat dit verschil wordt aangeduid. Als namelijk de Schrift de oorkonde van goddelijke openbaringen heet, dan verstaat men daaronder de onthullingen van algemeen tot op zeker tijdstip onbekende waarheid of daarmede in verband staande feiten, waardoor deze van dan af het openbaar gemeengoed van zekere kringen wordt en blijft, die zoodanige openbaring ontvingen, verstonden en hare kennis sinds trachten voort te planten. Bij de in dit geschrift bedoelde openbaringen, waarmede voortaan de gemeente alleen zal te doen hebben, wordt daarentegen volstrekt niet gedacht aan een nieuwen, tot hiertoe algemeen onbekenden inhoud van waarheid, maar aan de werking des Geestes Gods, waardoor de waarde en waarheid van het aan vorige geslachten lang bekende Evangelie voor het geestesoog onthuld wordt van den daarmede tot hiertoe slechts opper-