HYPATIA, DB MARTELARES TAN HET HEIDENDOM.

door de zinnelijkheid te doen ontvluchten ; de vergoddelijkende, die den mensch niet alleen buiten de zonde doen verkeeren — ik gebruik met opzet deze uitdrukking en zeg niet „zonder zonde", omdat het zinnelijk leven de sfeer of nog liever den dampkring der zonde vormt, die moet worden ontvlucht —, maar hem een god doen zijn. Het hoogste kan echter niet op den gewonen weg verkregen worden; één te zijn met het groote Eene, met de hoogste Godheid, die boven zijn en denken is verheven: daartoe kunnen geene daden den mensch brengen, evenmin zal dit aan het denken gelukken, het moge nog zoo wijsgeerig zijn ; alleen, wanneer de mensch zichzelven volkomen vergeet en verliest, wanneer hij buiten zichzelven gaat staan, dus in ekstase — want dit beteekent het Grieksche woord letterlijk —, dan wordt het allerhoogste mogelijk. Ja, zoo kan de ziel des wijzen, gereinigd van alle onlouterheid, vereenigd worden in zaligen liefdedroom met de godheid; in zulke oogenblikken raken wij het goede zelf aan; dan is de rust gevonden en alle wanklank versmolten in goddelijke harmonie; in Hem, om wien wij henenzweven in goddelijken reidans, aanschouwen wij de bron des levens, de bronwel van het verstand, den oorsprong van alle bestaan, de oorzaak van al wat goed is, den wortel deiziel, en wij genieten de volkomenste zaligheid.

Maar niet altijd kan deze heerlijkheid duren; helaas! al te licht keeren wij ons weder tot dit aardsche en slechts zelden valt den besten, deugdzaamsten, wijsten en goddelijksten mensch het aanschouwen van den hoogsten god ten deel. Plotinus zelf is volgens het getuigenis van zijn leerling Porphyrius in de zes jaren, dat deze met hem verkeerde, viermalen tot deze aanschouwing der godheid gekomen.

Is nu echter zelfs de wijsgeer zoo zelden in staat tot