TAAL , SYMBOOL , GELIJKENIS.

dan getuigenis gevende van hoe gaarne hij met zijn gelijkenis het hart zijner hoorders had getroffen.

Niet een willekeurige verduistering van heilsgedachte; maar een symbolieke uiting, onmiddelijke plastiek, uitbeelding der heilsgedachte in het tafereel der gelijkenis, heeft de Heer volbracht; en de scheppende kracht, waarmede hij de gelijkenissen verbeeldde, was dit heilig verlangen, deze aandrang, om te uiten wat hij in zijn hart bezat van gemeenschapsleven met God, en uitende dit aan de wereld te openbaren.

De moeilijkheid om de gelijkenissen te verstaan is deze, dat wij de hoogte en diepte van heilsgedachte, welke daarin is uitgesproken, niet verstaan kunnen dan in benadering door middel van ons eigen religieus hart. Zoo ons geloofs-leven meerder wordt zullen wij er meer van verstaan en zoo ons geloofsleven kwijnt, verstaan we er minder van. Het zijn geen klare, of gezonde begrippen, maar hemel-hooge en oceaan diepe realiteiten welke daarin gezegd worden. Dat 's Heeren heilsgedachte bewoording nam op een wijze, die voor ons niet bij oppervlakkige lezing te verstaan is, behoeft niet zulke verbazing te verwekken, dat men daartoe een verklaring zoekt in expres bedoelde duisterheid.

Hetgeen Dr. Cramer daartegenover stelt: „een gelijkenis dient om te verklaren" a) is m. i. evenzeer onjuist, omdat daarmede aan den sybolieken aard der gelijkenis evenmin wordt recht gedaan; ook zoo is de gelijkenis een kunstmatige voorstelling, niet vanzelf opgekomen als symbolieke taal; maar gekozen, en had de bedoelde waarheid, die erin „verklaard" wordt ook anders kunnen meêgedeeld zijn; 't onmiddelijke, de geloofs-uiting, de poëzie is dan'eruit weg en de gelijkenis wordt leering,

I) Aangeh. art. bl. 208.