TAAL, SYMBOOL, GELIJKENIS.

te handelen. Daarin ontbreekt de zelf-gevoelde onmiddelijke waarheid der symbolieke taal; waarvoor in de plaats treedt de vernuftige vinding. Geen geloofs-uiting; maar verstandsuiting — hoezeer velen ook nu nog met welbehagen van O. Tische verhalen allegorieën maken. De allegorie is geen schepping van den aandrang om zich te uiten, en de allegorische verklaringen der gelijkenissen (voor de afzonderlijke personen of handelingen een afzonderlinge verklaring hebben: dit beteekent... Dat beteekent.. . enz.) is een kontradiktie in zichzelf.

Ik meen nu dat dit waarschijnlijk is: in de ontwikkeling der taal, welke bij interjektie en klanknabootsing aanvangt, komt het moment der zóó hooge zelfbewustheid van het geestes-leven, dat een nieuwe bedoeling in de oude woorden geuit wordt; dit is de symbolieke taal. De symbolieke taal wordt hooger uitgespannen met de stijgende hoogte van het geestes-leven, dat daarin zijn uiting zoekt. Van éénige hoogheid hierin zijn de gelijkenissen des Heeren. Ze zijn de symbolen bij uitnemendheid waarin de wereld hare heils-gedachten vindt uitgedrukt.

Ootmarsum, Februari 1893.

Dr. J. D. Bierens de Haan.