KRONIEK.

scheidene volksvertegenwoordigers, en wel van de meest invloedrijke, het woord gevoerd.

De Heer Roëll bestreed het ontwerp, zoo als het daar ligt, op een wijze, waarvan men wel kan zeggen, dat hij er een doodelijke wonde aan heeft toegebracht.

Hij sprak niet in dien opgewonden stijl als bijv. de Heer Smeenge, welke beter voegt in een koffijkamer van een dorpsherberg, welke is omgeschapen in een spreekzaal, maar hij voerde het woord zoo als dat bij zulk een gewichtig onderwerp past.

Hij werd waardig ter zijde gestaan door de beide Heeren de Beaufort, door de Heeren Levy, Royaards, Bool en Mees — en door den Heer Mackay, den gewezen minister.

Dit alles is zeer opmerkelijk. Zouden wij er den da geraad in begroeten mogen van een betere toekomst, waarin mannen, die door de Standaard uiteen gehouden werden, tot één zullen komen? Wij bidden het van God. Alleen daarvan verwachten wij, menschelijkerwijs gesproken, het behoud van onze natie.

De roomsch-katholieke afgevaardigden, die tot heden het woord voerden, spraken nog eer reaktionair dan konservatief.

Wij hopen hartelijk, dat de Kamer den weg der wijsheid en der bedachtzaamheid zal bewandelen. Laat de Standaard, de Amsterdammer, Patrimonium, Recht voor allen en verdere demokratische organen luide hun ontevredenheid betuigen, wij doen best niet naar hen te luisteren. Het kiesrecht kan worden uitgebreid, maar het mag alleen worden verleend aan hen, die waarborgen geven, dat zij het goed zullen gebruiken. Ons volk moet zelf begrijpen, dat wij het geen slechter dienst kunnen bewijzen, dan door het schip van Staat over te geven aan onbevoegde, en onbekwame stuurlieden.