JOHN. Q. PATON.

Ongedeerd kon Paton de geredde woning binnentreden en bet echtpaar ontving hem als een die uit den dood levend geworden was.

Toen de vijanden den anderen dag wederkwamen om hun boos opzet te vervolgen en de vlucht van Paton te beletten, was ook de Heer weer ter plaatse om zijn werk voort te zetten. Want toen de vijandelijkheden hervat werden, klonk op eens uit de verte de kreet: een zeil, een zeil! die herhaald werd door honderd keelen.

En waarlijk daar was een schip tot redding der zendelingen uitgezonden. Maar het verstand van Mathieson was door al zijn wederwaardigheden en door de jongste nooden eenigermate gekrenkt, zoodat hij niet mee wilde, maar zich opsloot, verkiezende op zijn zendingspost den martelaarsdood te sterven.

Hierdoor bracht hij Paton en zijn eigen vrouw in groote ongelegenheid. Paton besloot de echtgenoote naar 't schip te brengen en zelf tot zijn broeder weer te keeren om zijn lot te deelen.

Maar dat wilde Mathieson toch ook niet.

De kapitein van 't schip, geen groot vriend der zending, verloor intusschen zijn geduld — en zeilde weg, een paar booten en matrozen tot dienst der zendelingen achterlatende.

Met veel moeite, en na lang omzwalken op de zilte wateren, bereikten onze vrienden eindelijk de haven van het eiland Aneytum, waar zij veilig waren en bij de christenen gastvrije opname vonden. —

Wat een leventje hebben wij toch, wij predikers van het Evangelie van Jezus, in onze landen, waar de christelijke kerk geplant is — vergeleken bij de wederwaardigheden der zendelingen die onder de heidenen arbeiden!

Maar toen Paton besloot zijn leven te wijden aan den