HET CONCILIE V. PRE SB YTERISCHE KBRKEN TE TORONTO.

Wat we noodig hebben, zijn mannen, die niet zichzelven zoeken maar zich geheel en al geven willen aan den dienst van kerk en volk, die met een open oog en een warm hart voor de behoeften en nooden dezer eeuw, met alle kracht willen arbeiden, om tot alle menschen zonder onderscheid te brengen het Evangelie des kruises. Wat we behoeven, is een „applied Christianity."

Nog naar eene andere zijde openbaarde zich deze practische richting op het Concilie. Verschillende referaten waren gewijd aan de roeping der kerken in den tegenwoordigen tijd. En daarin werd de gedachte uitgewerkt, dat de kerk niet maar is een inrichting tot redding der zielen of een instituut voor devotie, maar dat ze is een instrument in Gods hand, om zijn plan met en in de wereld uit te voeren. En daartoe moest ze in al hare kringen georganiseerd zijn en aggressief in de wereld optreden. De predikant moest daarom niet alleen een goed leeraar en onderwijzer, maar ook een „organiser," een organiseerend talent wezen. Zijne roeping was het, om de krachten in de gemeente op te wekken, te leiden, aan het werk te zetten. Ieder lid der kerk, ook het geringste, heeft eenig werk te doen. Het was een gansch verkeerde toestand, als vele, zelfs de meeste leden eenvoudig niets doen, of ook, indien ze iets doen, het doen naar eigen goedvinden zonder en buiten de kerk. De leeraar der gemeente had tot taak, om al die krachten te organiseeren, om arbeiders voor de verschillende werkkringen te zoeken, en werkkringen op te sporen voor de verschillende arbeiders. En als de ervaring meermalen leerde, dat vele arbeiders tot dit werk, waartoe ze geroepen werden, onbekwaam waren, dan vloeide daaruit alleen de eisch voort, dat ook voor dezen arbeid der gemeenteleden in het Koninkrijk Gods eenige oplei-

61*