KRONIEK.

Staat zijn erkend bij artt. 35 en 36 van de Wet op het Hooger Onderwijs.

Een bijzondere school voor Hooger Onderwijs gelijk diezelfde wet het uitdrukt, heeft volstrekt niet het recht, om haar „Hoogleeraren" gelijk te willen stellen in staatsrechterlijken zin met hoogleeraren aan Rijks-Universiteiten. Gelijk de diploma's, welke deze Heeren uitreiken, geen efectus civilis hebben, wordt ook aan hun titel van „Hoogleeraar" niet die beteekenis gehecht, dat zij voor den Staat gelijk staan met Staats-professoren.

De Heer Fabius heeft dus het beroep op de Gemeentewet aangegrepen met een tweeledig doel. Hij heeft daardoor een handige poging gewaagd, om zich in te dringen in de rijen der hoogleeraren, geplaatst aan RijksUniversiteiten, — en hij heeft het aangewend als een voorwendsel, om de benoeming tot Wethouder van financiën te kunnen afwijzen.

Menig Raadslid heeft zeker die missieve niet hooren voorlezen zonder een oogenblik te glimlachen.

Na het bedanken van den Heer Fabius, werd de Heer Mr. Heemskerk benoemd. Er was iets zonderlings in die keuze. Men had bij de verkiezing den Heer Reekers bestreden, omdat hij Wethouder en lid der Tweede Kamer was. Men achtte die beide betrekkingen onvereenigbaar — en wat doet nu de meerderheid in den Raad? Zij benoemt tot Wethouder den Heer Heemskerk, die ook lid der Tweede Kamer is, en zeker wel niet bereid, om zijn zetel op het Binnenhof te verlaten voor een plaats in het Dagelijksch Bestuur van Amsterdam. Ook de Heer Heemskerk bedankte.

Toen is, na vele stemmingen, benoemd het bekende spreek-orgaan der radicalen, de Heer Mr. Treub.

Welke heerlijke vruchten dus van het samengaan der minderheden!