WILLEM DE ZWIJGER.

ben, waar niet de groote troost is te vinden, dat een man ziet hoe zijne huisvrouw met geduld het kruis haars mans wil helpen dragen, dat God hem heeft opgelegd; vooral omdat hij gemeend heeft Gods eer te bevorderen en de vrijheid van zijn vaderland te zoeken."

Door al dien tegenstand en tegenspoed wordt de Prins niet ontmoedigd, maar hij ontwikkelt eene verbazende geestkracht en onvermoeide werkzaamheid. Het is de mannelijke onderwerping van den Christen, die zich door zijnen Heiland laat leiden op zijnen weg, welke hier steeds heerlijker uitkomt.

Zoo in eenen brief aan Willem van Hessen naar aanleiding van de schandelijke wegvoering van zijnen oudsten zoon graaf Philips Willem, die op last van den Spaanschen koning heimelijk aan de hoogeschool te Leuven werd opgelicht en naar Spanje gebracht. Grievend was deze dolkstoot des vijands in 's Prinsen vaderhart, dubbel smartelijk, omdat de jongeling nu gevaar liep „de paapsche afgoderij" te gaan aanhangen, maar tevens te vervreemden van het vaderlijk huis en van alles, wat aan zijnen vader dierbaar was. Op aansporing van genoemden He ssischen landgraaf antwoordt Oranje op de beschuldigingen, hem bij zijne dagvaarding op 24 Januari 1568 door Alva naar het hoofd geslingerd. In deze apologie verklaart hij zich verzet te hebben tegen de bloedige maatregelen der Inquisitie. Zijne bedoeling is de bevordering en bevestiging van Gods Woord en de bevrijding der Christenen in ons vaderland van de onderdrukking, waaraan zij blootstonden van de zijde der regeering. Ook verzekert hij: „Als ik de Eoomsche kerk verlaten heb om tot eene andere over te gaan, dan gebeurde dit, omdat ik de innige overtuiging had, dat de religie, welke ik aannam, meer met de heilige Schrift overeenkomstig was."