DE VOLHEID DES TIJDS.

■waarheid blind zijn. Aan wie vergeten wat „Advent" beteekent, en miskennen wat het heden goeds bergt in zijn schoot, heeft de geschiedenis heerlijke dingen te vertellen, getuigende van de wijsheid en het Albestuur Gods, die de tijden schiep en eene „volheid des tijds" had doen aanbreken, toen de heerlijkheid van het vlëeschgeworden Woord op aarde werd aanschouwd.

Wie het geschiedboek met deze bedoeling voor ons opent, heeft aanspraak op onzen dank; maar wie er in gelezen heeft zal het niet sluiten, zonder Hem te danken die, gelijk Hij voor eene zondige oude wereld de hemelen heeft geopend en het lied der engelen heeft doen ruischen, alzoo ook in onzen tijd „door droefheid en ellende de harten der volkeren toebereidt, om het zaad der eeuwige vreugde in zich op te nemen."

Met d eze laatste woorden eindigt een boek dat ik gaarne den lezer wil aanbevelen en dat hem verplaatsen zal in den tijd waarop wij doelden. Het is van de hand van mijnen vriend Dr. H. M. van Nes, predikant te Rotterdam, en draagt den titel: „De Adventstijd der Wereld." (Rotterdam, Wenk & Birkhoff, 1893.) Eigenlijk zijn het vijf voordrachten die de Schrijver den vorigen winter hield, om door de opbrengst in de behoeften van zijne wijk te voorzien. Nadat het schoone doel was bereikt, zagen zij het licht. Deze voordrachten zelve zijn weder de uitvoerige omwerking van eene rede, vroeger onder den titel: „De volheid des Tijds" uitgegeven.

Men zal bespeuren, dat het thema ook door andere schrijvers meermalen is behandeld en dat aan den auteur voortreffelijke bronnen ten dienste hebben gestaan; maar men zal zich verheugen over de wijze, waarop de rijke stof even eenvoudig als duidelijk, even boeiend als aangrijpend werd behandeld. Het is waarlijk niet gemak-

68*