4

SLAPPE TUCHT IK DE 17'de EEUW.

werd niet terstond verleend, maar „opgeschort tot PaeschAchten." ') In de volgende vergadering 2) keurde de Classis het op Cancrinus uitgebrachte beroep goed, maar onder deze voorwaarde, dat hij niet eerder in den dienst te Wier bevestigd zou mogen worden, vóór hij de testimonia, van welke hij niet voorzien was, aan de Gecommitteerden van de Classis zou hebben overgeleverd. Deze konden echter den 8stea Mei reeds aan de Classis mededeelen, dat zij het „Testimonium Readmissionis ad S.S. Ministerium" van Ds. Cancrinus hadden gezien en gelezen' 3)

Het is mij niet gelukt aangaande het vroeger leven van Cancrinus iets te weten te komen. Dat er melding gemaakt wordt van een testimonium midniissionis doet mij echter vermoeden, dat hij hier of daar van den dienst is afgezet of dat zijn naam als Candidaat tot den Heiligen Dienst om de eene of andere reden geschrapt is geweest.

Maar hoe dat ook zij, laat Cancrinus zich vóór zijn komst te Wier zoo voorbeeldig mogelijk gedragen hebben, hier in deze gemeente liet zijn dienst en leven nog al iets te wenschen over, gelijk wij zien zullen.

Nog geen volle drie jaren was hij hier werkzaam, toen de eerste klacht tégen hem bij de Classis inkwam. In hare vergadering van den 303ten Maart 1685 kwam het feit ter sprake, dat Cancrinus nu al gedurende meer dan een jaar het Avondmaal in zijne gemeente niet had bediend en het natuurlijk in al dien tijd zelf ook niet had genoten. Daar dit gerucht der Classis belangrijk genoeg voorkwam, benoemde zij uit haar midden eene commissie van twee personen om ten spoedigste een onderzoek in

1) Acta Class Leou. 3 April 1682.

2) Acta Class. Leov. 24 April 1682.

3) Acta Class, Leov. 8 Mayus 1882.