SLAPPE TUCHT IN DE 17de EEUW.

den 7deri September, toen de Classis weer samengekomen was, stilletjes thuis, zich, naar 't schijnt, om de citatiën en eischen der Classis niet het minste bekommerende. Wel was ieder lid der Classis verplicht alle vergaderingen bij te wonen op straffe van eene boete ten bedrage van vier stuivers, maar over 'talgemeen bekreunde men zich daar weinig om, zoodat de Classis dan ook reeds meermalen zich daarover beklaagd had, en o. a. nog den 3den November 1679 had besloten, „dat eenige Broederen zal worden bekent gemaakt om neerstiger de Classicale Vergadringe te frequenteeren, dewijle sij daar in seer suimachtig worden bevonden." Cancrinus inzonderheid bleek nu en ook later onder zulke „seer suimachtige" gerekend te moeten worden. Door zijn wegblijven was het der Classis nu echter onmogelijk gemaakt te doen, wat zij zich voorgesteld had, waarom het besluit genomen werd, hem nog eenmaal, en dus voor de derde keer te citeeren, om over veertien dagen voor de Classis ter verantwoording te verschijnen. Tegelijk daarmede bepaalde men, dat, als hij ook dan wederom wegbleef, de zaak ook buiten zijne tegenwoordigheid behandeld zou worden.

De beschuldigde waagde het echter niet voor de derde maal op zich te laten wachten. In de vergadering van den 21<rtea September 1685 was hij tegenwoordig. Natuurlijk werd hem het allereerst rekenschap afgeëischt over zijn wegblijven, niettegenstaande hij tot tweemalen toe geciteerd was. Wat hij tot zijne verontschuldiging inbracht, wordt niet medegedeeld, maar wel, dat hij zich excuseerde „met eenige vreemde uitdruckingen," waaruit ik meen te mogen opmaken, dat de Classis naar haar oordeel over dit punt geen voldoend licht kreeg. Ver-

1) Acta Class. Leov. 7 Sept. 1685. art. 4.