32

DE DUITSCHE KEIZERS AGE.

in het Westen in het leven riep, die voor het Pausdom hoogst gevaarlijk kon worden. In het eerst ondervond hij dat niet. Integendeel, verlossing van de Longobarden, die telkens Eome bestookten, uitbreiding van grondgebied, vermeerdering van invloed en macht, ziedaar de vruchten van het verbond, dat met het Karolingische huis was gesloten.

Weldra echter werd het anders. De banden, waarmede Eome zich zelf had gebonden, begonnen te knellen. De politieke afhankelijkheid, waarin het zich vrijwillig had gebracht, deed zich pijnlijk gevoelen. En nu rustte het niet, voordat er een einde aan kwam. Het wilde vrij zijn, en werd ook vrij. Maar om weldra de speelbal te worden van italiaansche partijen, die elkander de heerschappij betwistten.

Om hieraan te ontkomen, wierp Eome zich in de armen van Duitschland. Otto werd geroepen en tot keizer gekroond. Zoo ontstond het duitsche keizerrijk, dat aan de Kerk en het Pausdom rust en veiligheid beloofde. Eome was dankbaar, maar niet voldaan. Minder nog dan vroeger kon het zich vrij bewegen, en de rechten, waarop het aanspraak meende te hebben, handhaven. Noch de Otto's, noch de Hendrikken waren er de mannen naar, om iets van hunne macht prijs te geven. Alles wilden zij voor de Kerk doen; maar zij moesten de heeren en meesters blijven.

Zoo kon ook nu weder de strijd niet uitblijven, een strijd, waarin fijne list, ruw geweld, onbuigzame trots en laagheid van karakter dongen om de kroon. Canossa, Gregrorius VII en Paschalis II, Hendrik IV en Hendrik V — die namen zeggen genoeg.

Ook uit dezen strijd is Eome als overwinnaar te voorschijn getreden. Om echter weldra tot een nieuwen kamp te worden geroepen, die in hevigheid alles overtrof, wat