88

DB DUITSCHE KEIZERSAGE.

heid van het gerucht te onderzoeken. Ook de Joachimieten bleven niet achter.

En zelfs, toen de ongelukkige door de keizerlijke troepen was gevangen genomen, en den vuurdood was gestorven, bleef het geloof aan Frederiks wederkomst, althans in Duitschland, bestaan. Dat er in de asch van den verbrande nog een enkel klein been gevonden werd, dat was, meende het volk, een bewijs, dat hij lichamelijk nog bleef voortleven, en op Gods tijd terug zou komen.

Wij moeten ons over de taaiheid van zulk een volksgeloof niet verwonderen. Was in de eerste eeuw onzer jaartelling het geloof aan de terugkomst van Nero niet algemeen verspreid, ook onder de Christenen? En spreekt de geschiedenis niet van verscheidene valsche Nero's, die in Griekenland en elders optraden? Heeft men van koning Arthur, van Sebastiaan van Portugal, van Hendrik V, van Jozef II, van Maximiliaan van Beijeren niet hetzelfde beweerd?

Alleen heeft het geloof, dat zij onverwacht zouden wederkomen, niet zóó lang stand gehouden, als het geloof aan de terugkomst van Frederik.

Dit stond in verband met de eigenaardige roeping, die men meende dat Frederik te vervullen had. In Duitschland vatte men die roeping anders op, dan in de kringen der italiaansche Franciskanen. Was Frederik voor dezen de voorlooper van den Antichrist, voor de Duitschers werd hij steeds meer de verlosser, die aan de priesterheerschappij, waaronder Duitschland zuchtte, een einde zou maken, en daardoor het duitsche volk tot ongekende welvaart en bloei zou verheffen. De keizer-sage is eene echt-duitsche sage geworden. En zij is dat gebleven tot in deze eeuw, in hoe menig opzicht zij ook in den loop der tijden gewijzigd zij. Telkens vinden wij door geschiedschrijvers van haar melding gemaakt. Wèl gaan er