140

INVOERING DER NIEUWE PSALMBERIJMING

de achterplaats der keuken binnen en wilde men hem met geweld het huis uithalen; gelukkig dat Kaat Persoons, de onstuimige hoop tot bedaren bracht, bewogen door het gezicht der ontroerde vrouw en kinderen van van der Jagt, die over het boekje sprak, hoewel Kaat betuigde het niet gelezen te hebben. Na het verbrijzelen van eenig keukengereedschap en een glazen deur, trok men het huis uit.

Den zoon van van der Jagt, die het dorp kwam inrijden, werd zijn zweep ontnomen en gedreigd met de woorden: wat let me jou ho'tt.d! dat ik die niet op je kop in stukken sla!

Al erger werd de opstand. Er was weder een hekelschrift uitgekomen en het gerucht liep dat in dit geschrift, al de visschers vervloekt en gelasterd werden, hoewel er niets dergelijks in te lezen was.

Alles raakte nu in rep en roer. „Nu moest men bloed zien en al die paskwilmakers en nieuwe zangers moesten vermoord worden"! Zoo klonk het uit den mond van eenige aanvoerders. Een man van jaren werd jammerlijk afgerost; men liep kelder en kamer uit en in en schreeuwde: wij moeten die do ..s doen, als de Witten gedaan zijn! De huisvrouw van een schoenmaker sleepte men bij heure haren langs den grond, twee straten ver, en martelde haar zoodanig, dat zij een maand lang krankzinnig en elf weken bedlegerig bleef. De voorzanger werd zoo geslagen, dat hij voor dood bleef liggen, zijn zilver werd gestolen, zijne kleederen verscheurd, brood, boter en kaas tegen den grond geworpen en vertrapt enz.

Om verdere ongevallen te voorkomen werd raadsvergadering belegd en de Prins van Oranje, die op het Hof te Delft vertoefde, met de zaak in kennis gesteld. Al spoedig werd te Maassluis het gerucht verspreid dat er krijgsvolk -uit den Haag in aantocht was. Dit bracht zulk