172

LEONARDO DA VINCI EN MICHEL ANGELO.

vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijnen aard, welks zaad daarin zij op de aarde. En het was alzoo! Gen. 1:11.

Volgt de schepping van Adam, een wonderschoone gestalte, op een van de bergen der aarde nederliggende die nog onbewust van zijn bestaan, maar op de nadering Gods de hand reeds instinktmatig uitstekende, nu door de aanraking van den vinger Gods tot zalig ontwaken komt, en aanvangt zich op te richten voor zijn Schepper.

Daarop volgt de schepping van Eva uit den slapenden Adam. Hier heeft God ook de aarde betreden en openbaart zich in goedheid aan de vrouw, die in Hem haar waren Heer erkennende, met verrukking en aanbidding de armen tot Hem uitstrekt.

Het zesde tafreel bevat twee gedachten: het eten van den verboden boom, en de verdrijving uit het paradijs.

Omtrent de zevende voorstelling is men onzeker, of zij het offer van Kain en Abel dan wel iets anders moet beteekenen.

Daarna volgt de zondvloed. En eindelijk Noach in het oogenblik dat hij van den wijngeest overmand naakt nederligt en in dezen staat door zijn zonen gevonden wordt, die hem met den mantel der liefde bedekken.

Derhalve, de leer der eerste dingen, gelijk wij die uit Genesis kennen, is op dat middenvak van de zoldering in de Sixtina weer gegeven. Daaromheen zijn nu ieder afzonderlijk, 12 mannen en vrouwen geschikt, profeten en sibyllen, uit het volk Israël (Jesaja, Jeremia, Ezechiel, Daniël, Joel en Jona) en uit de heidenen, die zich schijnen te verdiepen in die Bijbelsche geschiedenissen om te komen tot een oplossing van de vraag waartoe dat alles leiden zal. Zij trachten dat verleden met een toekomst te verbinden. De een leest, de ander schrijft, de