REKKELIJKE OF KERKGENOOTSCHAPPELIJKE ZENDING?

Cephas zich noemden, maar hun standpunt wordt als sectarisch veroordeeld en hun doen vleeschelijk genoemd (1 Cor. 1:12; 2:3, 4). Neen, de apostelen, des Heeren eerste zendelingen, voelden zich samen innig vereenigd, hadden, bij alles wat den een in charakter of handelen van den ander onderscheidde, toch één gezamenlijk doel, de uitbreiding van het Koninkrijk van Christus te bewerken en in dat Koninkrijk door den band der liefde de eenigheid des Geestes te bewaren en de gemeenschap der heiligen zooveel mogelijk tot openbaring te doen komen. Zoo konden Paulus en Petrus, hoe scherp ook de eerste den laatste te Antiochië in het aangezicht weerstond, zoo konden Johannes en Jacobus, bij alle mogelijk verschil, samen werken in denzelfden geest, in onderlinge gemeenschap, voor denzelfden Heiland, tot opbouwing van ééne zelfde Kerk, zonder dat zij elkander toe voegden, dat zij niet „op één zelfden le venswortel stoelden"; integendeel, zoo konden de drie, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die Paulus gegeven was, bekennen en hem geven de rechterhand der gemeenschap (Gal. 2 :9). Zoo konden zij doen en met elkander overleggen en, samen vereenigd in één verband (Gal. 2:10), onderling den arbeid verdeelen, omdat wat zij dreven Kerkelijke Zending was, een arbeid der Kerk waarvan zij leden waren, een werk ten behoeve der Kerk, waarvoor zij vele leden hoopten te winnen, omdat de nood hun opgelegd was en de liefde van Christus hen drong.

Op grond alzoo van wat de aard en het wezen der Christelijke Kerk ons aangaande haar en hare uitbreiding leeren; op grond ook van wat de Heilige Schrift ons van de Zendingswerkzaamheid der eerste Zendelingen, die den Heer der Zending persoonlijk gekend hebben, mededeelt, meenen wij met alle vrijmoedigheid te mogen en met alle beslistheid te moeten zeggen, dat de Zending