288

JONATHAN SWIFT.

waardij der oudere boven de nieuwere schrijvers. Sir William Temple had daarin, zonder volkomene kennis van zaken, partij gekozen en geraakte in het nauw, maar Swift puntte zijne pen om hem bij te springen en liet de boeken in de bibliotheek zclven den strijd over hunne waardij opvatten. Uit de aardige maar wel een weinig ruwe fabel van de spin en de bij, die daarin gevlochten werd, konden schrijvers de les trekken, dat het beter was bij de oude classici iets goeds op te doen, gelijk de bij uit alle bloemen honig puurt zonder ze te schenden, dan uit eigen boezem venijn voorttebrengen als een spin, die haar kleverig net weeft en binnen den kring daarvan beperkt blijft.

Het Sprookje van de Ton, vertoont op het eerste plaatje een zeemonster dat met verwoed oog zijn neus ophaalt tegen eene ledige ton uit een wegzeilend schip hem toegeworpen en de inleiding verhaalt dat op die wijze zeelieden wel eens een walvisch of haai bezighouden, totdat zij buiten zijn koers zijn. Zoo wil de schrijver met een sprookje over de Ton de geweldigen ยป), de talentvolle mannen, die zich in toenemenden getale verdringen, bezig houden, opdat zij hun ledigen tijd niet zouden gebruiken^ om den godsdienst of het staatsbestuur aantevallen.

Het is niet mogelijk, waarde Hoorders! in dezen gemengden kring, u uit den inhoud van dit merkwaardige boek vele mededeelingen te doen. Niet alleen omdat daarin vele ruwheden voorkomen waaraan wij ontwend zijn, maar omdat Swift ons daarin zaken, die voor sommigen onzer heilig zijn, zoo potsierlijk voorstelt, dat wij niet zouden kunnen laten' er om te lachen. Eigenlijk zijn

1) Leviathans, luidt het oorspronkelijke woord met eene zinspeling op een werk van Hobbes: Leviathan of de beteekenis, vorm en macht van den Staat op burgerlijk en Kerkelijk gebied.