618

DE MAAGD VAK ORLEANS.

stervensuur gekomen was, brak zij in luid geween uit. Het was de kreet van het jonge leven bij de voorgevoelde pijn van het sterven, bij den vlammenafgrond, die zich vóór haar opende. Spoedig vermande zij zich in het gebed, liet zich gewillig naar den brandstapel brengen en de kettermuts opzetten. Op den brandstapel gekomen begeerde zij een kruis. Een Engelschman, die medelijden met haar had, sneed in allerijl een kruis uit zijn stok en reikte het haar toe. Aan den priester, die haar bijstond in haar laatste oogenblikken, verzocht zij het kruis haar vlak voor de oogen te houden totdat zij stierf. Men hoorde haar roepen: „Rouaan, Rouaan, gij zult veel moeten lijden om mijnen dood." Ook hoorde men haar nog zeggen dat de koning van Frankrijk niet voor medëplichtig mocht gehouden worden aan haar werk. Het was de natuurklank van een loyaal hart tegenover den man, die uit zwakheid en staatkunde geen vinger verroerd had om haar te redden, die wat meer zegt mee haar verraden en in 't ongeluk gestort had. Zij heeft haren koning, den ondankbare, kunnen vergeven, de rechtbank der historie zal het niet doen. Het ongeluk, heeft iemand gezegd, geeft nooit zijn recht op deelneming op, menig oog vulde zich met tranen. Als de vlammen langzaam omhoog stegen, hoorde men haar laatste woord: het was de naam des Verlossers. De lelie van Frankrijk stond in den verzengenden gloed, totdat zij verschroeid ter aarde viel. De asch der martelares werd in de Seine gestrooid. Merkwaardig, de historische gerechtigheid zegevierde reeds in het geloof des volks, dat een witte duif van den brandstapel had zien opvliegen, haar volle voldoening zou zij vinden in het rehabilitatie-proces, dat op last van Karei VII later werd ingesteld, de oude moeder kwam daar gerechtigheid vragen voor haar mishandeld kind. Bij dat proces werd het aandenken van Johanna