KRONIEK

(155

de financieele hulp van den Staat? Tot hoe lang en tot hoe ver zal de uitbreiding waarvan art. 168 in alinea 2 gewaagt, zich mogen uitstrekken? Mag de Staat door zijn financieele hulp een Kerkgenootschap in stand helpen houden, dat zonder die hulp misschien reeds lang uiteen gevallen was?

Die vragen zijn opgeworpen, bediskussieerd, beschouwd van alle zijden — en nu brak het oogenblik aan, waarop de Tweede Kamer in deze zoo moeielijke en teedere zaak een besluit zoude nemen. Niet zonder eenige ongerustheid en spanning wachtten wij de beslissing, welke vallen zoo. Zoo licht konden wij geraken in slechter conditie; en daarom, alles bijeen genomen, kwam het ons het beste voor, indien art. 168 bleef zooals het was. En wat is nu geschied, toen Hoofdstuk VI van de Grondwet aan de herziening onderworpen werd ?

Uit naam van de meerderheid der liberale Kamerleden verklaarde de Heer van der Loeff, dat hij en zijn geestverwanten waren voor onveranderd behoud van art 168. De H.H. de Beaufort en de Meyier gaven aan die verklaring adhesie.

Ik ben niet ingewijd in de geheimen der liberale partij, en kan dus niet met zekerheid zeggen, wat haar mag hebben bewogen, om alzoo te handelen. Ondanks alle inspanning heb ik echter niet kunnen ontdekken, dat de liberale Kamerleden hierdoor op nieuw hun afhankelijkheid hebben getoond van den minister Heemskerk. De Stand, heeft het er in gezien, maar niet ieder heeft die clairvoyance, welke het genoemde orgaan bezit. Ik houd de liberalen niet voor volmaakte heiligen, en geloof, dat partij-overwegingen zeker gewogen hebben, bij het nemen van hun besluit, om aan art. 168 niet te roeren; maar ik vind er ook niets tegen om te gelooven aan de oprechtheid hunner verklaring, dat zij niet wisten,