H56

KRONIEK.

wat zij voor het thans vigeerende artikel in de plaats moesten stellen. De Minister was daarom dan ook bereid de niet diep-ingrijpende wijzigingen, welke hij had voorgesteld , „terug te nemen".

Maar grooter verrassing dan de liberalen bereidde ons de Heer de Savornin Lohman. Zoo iemand art. 168 haat, dan is hij het. Ik geloof zelfs, dat hij met vreugde een koninklijk besluit, of een wet zou begroeten, waarbij aan de Ned. Herv. Kerk elke geldelijke toelage van Staatswege werd ontnomen. Jaren lang heeft hij die kwestie bestudeerd, en in 't openbaar besproken. In de Commissie voor Grondwetsherziening heeft hij met Mr. de Geer in een afzonderlijke nota zijn denkbeelden dienaangaande uiteengezet. En nu, in de Tweede Kamer, houdt hij op 11 Mei 11. eerst een redevoering welke ruim l1/, uur duurde. Zijn gezag als historicus, waaraan door de welbekende brochure van Dr. Kleyn, een bedenkelijke slag was toegebracht, zal door deze rede wel niet zijn hersteld, want nieuwe feiten bevat zij niet — maar in elk geval moest zij dan toch bewijzen, dat hij, de Heer Lohman in deze materie zeer goed tehuis is — en wat was nu der langen Rede hurzer Sinnf Natuurlijk meent gij: „een voorstel tot oplossing der quaestie." Maar gij vergist u. De Heer Lohman stemde voor behoud van art. 168.

Nu wilt. gij ongetwijfeld vernemen, hoe zulk een ongedachte toepassing zijn betoogende rede besluiten kan. De Heer Lohman zeide: „Mijnheer de Voorzitter, de zaak is in deze Kamer niet genoegzaam voorbereid." Was dit de geheele waarheid? Wanneer kan dan een zaak gezegd worden wel genoegzaam voorbereid te zijn? Hebben al de Kamerleden „individueel" voldoende bestudeerd de historische en staatsrechterlijke kwestiën, die bij kiesrecht, troonsopvolging, defensie, onderwijs, enz.