OSTS CHRISTELIJK GELOOF.

717

zelve niet meer was dan een van deze. Slechts dan, wanneer zij zelve de hoogste wet is, kan zij van ons eischen, alles te verloochenen, behalve haar alleen.'''

Is het derhalve, op grond der zedewet, noodzakelijk, dat heerschappij over de natuur worde geoefend, dan is de wil, die onder haren invloed staat, hiertoe bekwaam. Christus Jezus, onze Heiland, moest komen, omdat God niet langer gedoogde, dat hier beneden de geestelijke dingen door de stoffelijke zouden worden beheerscht, en daartoe moest Maria hem den weg banen. Zij moest, als vrouw, hier onderworpen zijn aan de bedoelingen des Geestes, zij, die, krachtens haar geloof, in den grond der zaak niet anders wenschte. En Christus zelf moest wonderen kunnen doen, omdat de heerschappij van het zedelijkgeestelijke over het stoffelijke, bij Hem absoluut was, wonderen doen, omdat het doel Zijner zending was den mensch te doen zien hoe hij had moeten wandelen en Wat hij had kunnen doen. Zoo dikwerf Hij een wonder deed en daarin de macht des geestes over de stof toonde, zoo dikwerf wees Hij den mensch terug naar zijn eigenlijke zonde en naar de wanverhouding, in welke hij zich zelf had gebracht. Elk wonder is dan ook een nieuwe zedelijke triumf; elk wonder, door Jezus verricht, bevestigt ons in de overtuiging, dat Hij waarachtig mensch is geweest en dat wij het van nature niet zijn; elk wonder 18 een bewijs van de geheel eenige macht en majesteit der zedelijke wereldorde, die alles aan zich dienstbaar maakt. Van dit beginsel, de onderwerping aller dingen eö aller wetten aan de wet van goed en kwaad, hangt hier alles af. Nemen wij het getrouw in acht en blijven Wij daarin het hoogste doel der schepping zien, de steun voor ons geloof blijft bewaard, welke resultaten het wetenschappelijk onderzoek ook schenke. Het heeft mij öan ook verbaasd, dat Prof. Bavinck, in eene beoordee-

47