718

DE LEER DER EVOLUTIE EN

ling van Temple's boek, ») spreekt van het povere figuur, dat hier de godsdienst maakt en van het weinigje van wilsvrijheid, dat aan den schrijver telkens onder de handen afbrokkelt. Ik kan het slechts hieraan toeschrijven, dat Temple te uitvoerig bij de gevallen, in welke de wil niet vrij is, stilstond en in een te kort bestek, de vrijheid van den wil, wanneer hij is eene bijzondere openbaring van de absolute opperheerschappij van het moreele over het natuurlijke, behandelde. Me dunkt, als dit laatste gesteld wordt, er niet alleen een kenmerkend onderscheid tusschen het moreele en het natuurlijke wordt aangenomen , maar daarbij de suprematie van het eerste over het laatste vaststaat, er nooit van het maken van een povere figuur sprake kan zijn, maar integendeel de zelfstandige en de eereplaats van ons christelijk geloof is verzekerd. Juist omdat in de onderscheiding van beide en het dienstbaar maken van het een aan het ander, zoo groote steun aan het geloof wordt geschonken, heeft mij het vermaarde boek van Henry Drummond, bij al bet schoone, dat het bevat, niet bevredigd. Integendeel acht ik, zoo men op de lijn van genoemden schrijver voortgaat, de handhaving van het waarachtig christelijk geloof eene onmogelijkheid. Ik druk mij sterk uit en de bedoeling van den heer Drummond is juist eene tegenovergestelde, maar wie de natuurlijke en de geestelijke wereld door dezelfde wetten laat beheerscht worden en het groote onderscheid tusschen beide rijken uit het oog verliest, verliest welhaast voor het zelfstandig bestaan van het laatste den grond onder de voeten. Dezelfde wetten zullen beide beheerschen! Maar als dan de wetmatigheid der natuur steeds nieuw steunsel bekomt, hoe zal dan de handhaving der wonderen mogelijk zijn? als beide rijken dezelfde wetten kennen, waar blijft dan het

1) ln „de Vrije Kerk".