720

DE LEER DER EVOLUTIE EK

Maar één ding moeten wij hierbij duidelijk in het oog vatten. Bij beheersching eener natuurwet door eene hoogere wet is daarom nog niet altijd van verbreking der eerste sprake. Het zou b.v. nog best kunnen blijken, dat vele wonderen binnen de wetmatigheid der natuur vallen op grond van eene ons tot nu nog onbekende physische wet. Ja veronderstelt eens voor een wijl, dat van alle wonderen, in de Heilige Schriften ons geboekt, bleek, dat er, voor eene hooger ontwikkelde intelligentie, natuurlijke oorzaken voor waren te vinden, dan zou voorzeker de wetenschappelijke definitie van het wonder daarvoor niet meer geldend zijn, maar desniettemin zouden zij hunne zelfde beteekenis behouden. Want zij zouden ons daar geboekt zijn en blijven om ons de geheel eenige grootheid te toonen van onzen Heiland, die het doel der schepping begrepen en in Zichzelven vervuld had, namelijk de macht des geestes over het stoffelijke en zij zouden ons blijven prediken van het gezegend doel dat zij beoogden, namelijk geloof te wekken of te sterken, in een menschenhart de kracht van het zedelijk beginsel aan te kweeken dat alles vermag. Gelijk wanneer een luchtballon wordt opgelaten men de wet der zwaartekracht niet te niet doet, maar behoeft, zoo kan het met betrekking tot wonderen blijken, dat juist de eene of andere natuurwet noodzakelijk was om ze te verkrijgen, en in plaats dat er een conflict ontstaat tusschen wet en wonder, de een de grond voor het ander was. En hoewel wij van harte gelooven, dat God ingrijpen kan in de natuurlijke ontwikkeling der dingen, en wetten kan verbreken, zoo achten wij het zeer waarschijnlijk dat het eens zal blijken, dat de reeks der natuurwetten het noodzakelijk substraat der wonderen, der openbaring van de heerschappij van het moreele over het physieke, is geweest.