860

DE PERSOON EN HET WERK VAN DEN VERLOSSER,

„voltooiing. Want dit „zijn" is niet een rustig bestaan, als van een teruggetrokken denker of een Indiscben „asceet. Het is eene strijdvolle handhaving van zich„zelven: een opnemen van de vijandschap der menschen „en des Satans, van den dood zeiven in zijn heilig ge„moed: totdat hij er schijnbaar onder bezwijkt in het „sterven, maar dien dood in zichzelven overwint door de „opstanding. Daaruit doet hij blijken dat het heil voor „de menschheid ligt in zijn persoon, in hetgeen hij is."

Er heeft dus op den bodem van ons bestaan eene wezenlijke verandering plaats; het leven daalt overwinnend in den dood; er wordt in Christus Jezus een hoeksteen gelegd, waarop in waarheid een bouw voor de eeuwigheid beginnen kan; met a. w. er ontstaat van uit een gezond, volkomen normaal uitgangspunt een wending in den tijd, in de geschiedenis; zoodat het Eeuwige niet meer ligt aan de grens der tijden, maar de krachten der toekomende Eeuw reeds hier zijn en werken. Sta mij toe deze meer organische, of zoo men liever wil medische opvatting van de verzoening nader toe te lichten; met andere woorden die eenheid tusschen den persoon en het werk des verlossers aan te wijzen. Wat ik mij voorstel te geven is geen betoog, waar wel eene historische beschouwing; het in te nemen standpunt zal derhalve thetisch, niet polemisch zijn. Dat hier geen sprake kan zijn van volledigheid ook in den betrekkelijken zin van het woord; — dat het mijn doel niet is een hoofdstuk uit de dogmatiek, een soort van Christologie in kort bestek te geven — spreekt van zelf. Slechts tot het doen van enkele grepen uit het zoo rijke veld, dat voor mij ligt, wil ik mij bepalen.

Het eigenlijke werk van den Heiland, gedurende zijne omwandeling op aarde, de taak, die hij te vervullen had