IN HUNNE ONVERBREKELIJKE EENHEID.

86 I

was: in zichzelven het verloren evenwicht tusschen God en mensch te herstellen; de levende brug te vormen over de ontzaggelijke klove, die daar gaapte tusschen hemel en aarde, tijd en eeuwigheid, God en den mensch; m. a. w. beiden, in zich zeiven, tot één geheel te vereenigen. Is dat ook niet de meening van het Schriftwoord: God was in Christus [let wel, er staat niet door zijn werk of daad, neen] God was in Christus de wereld met zich zeiven verzoenende ? Eerst als dat ten volle zal zijn geschied, en in hem deze Schepping tot haren bron, op haren bodem, dat is: den Schepper zeiven, zal zijn teruggebracht; eerst dan kan hij als de tweede Adam het zijne blijvend aan de zijnen mededeelen. Tot op dien dag blijft zijn arbeid, in hoofdzaak op hemzelven beperkt, is meer indan uitwendig van aard; en hebben zijne werkem eene wel heerlijke, maar toch secundaire beteekenis.

Dit moge vreemd klinken, waar de Evangeliën van zijne genezingen en andere verlossende werkzaamheden zoo overvol zijn; waar de Heiland zelf in antwoord op de vraag van Johannes den Dooper: zijt gij [wel] de Christus? ter bevestiging van zijn identiteit juist op zijn teekenen en wonderen de aandacht vestigt; — waar hij onvermoeid op tijden en ontijden bezig is, en zich nauwelijks den tijd gunt om het moede hoofd ter ruste neder te leggen, verklarende, dat hij werken moet terwijl het nog dag is. Maar, vergeten wij toch niet, dat al deze dingen tot het zichtbare behooren, en er steeds een innerlijke ongeziene arbeid aan voorafgaat, waarvan zij de openbaringen zijn; — een arbeid, die maar de te zeer wordt voorbijgegaan, juist omdat men eene scheiding maakt tusschen hem zeiven, hetgeen hij is, m. a. w. zijn persoon en hetgeen hij doet, zijn werk. „Jezus daad (zegt „Dr. Gunning x) omvat en doordringt de gansche wereld:

1) Slotw. van het: Leven van Jezus.