DE ORDE DER JEZUÏTEN.

1011

de Conciliën, in de onfeilbare kerk was geweken, en het Woord werd ten troon verheven. De man, wien men zich wilde toevertrouwen, was, van nu aan, niet de gezagvoerende priester, maar de schriftkundige prediker.

Hiertegen kwam deze Orde op. Zij zag in, dat zoo men leerde dat het ieders regt en roeping is, de waarheid , die ons wordt gepredikt, aan Gods Woord te toetsen, en tot voorwerp ook onzer wetenschap te maken, het gedaan was met de Roomsche hiërarchie. Om deze te redden, nam zij, onder anderen, het onderwijs der jeugd in handen, met het doel, om den geest des onderzoeks naar de hoogere dingen uit te blusschen. Men mogt in natuurkundige, mathematische, en oudheidkundige onderzoekingen zich verdiepen; maar met geloofszaken mogt men zich niet bemoeijen. Daarin heeft men slechts êénen pligt te vervullen, namelijk: blindelings zich aan het gezag van de kerk te onderwerpen.

Wat was het gevolg hiervan ? Dat de denkende geesten geen vertrouwen meer stelden in geestelijke leidslieden, die den blik en de vraag van het onderzoekende verstand vreesden, 't Was hun een teeken, dat deze leidslieden niet zeker waren van de waarheid; geen vasten grond hadden onder de voeten. Bij gemis aan betere gidsen en niet wetende boe en waar de waarheid te vinden, wierpen zij zich den twijfel en bet ongeloof in de armen. Denk aan Frankrijk. Op de zegepraal van 't Jezuïtisme onder Lodewijk XIV, volgde de zegepraal der Encyclopedisten. In alle katholieke landen treft ons het verschijnsel, dat de vrouwen, bij wie het gevoel en de verbeelding het sterkst werken, zich door de priesters laten leiden, terwijl de mannen, bij wie het verstand zijne regten laat gelden, van de godsdienst afkeerig zijn. Met de geestelijken der Boomsche Kerk dragen de Jezuïten de schuld hiervan.