1062

KRONIEK.

maar (om ook eens van 't latijn ons te bedienen) pro aris et focis.

Wij zien ons vaderland bedreigd door het samenspannen van de antirevolutionairen met de roomschen; wij duchten groote gevaren voor ons volksleven van het ineenstorten der kerk, die nog met het leven onzer natie zoo innig is verbonden. En wij zullen dat blijven uitspreken — totdat men algemeen de oogen voor dat gevaar ziet opengaan.

Dat er op den 11. 1 September vele anti-doleerenden op antirevolutionairen hebben gestemd, kan wel waar zijn. Maar wij weten, dat velen, die vroeger steeds de candidaten van het Centraal-Comité steunden, dit nu niet hebben gedaan. Wij weten, dat velen zich hebben onthouden. Wij weten, dat velen nu nog op de zoo even aangeduide candidaten hun stem hebben uitgebracht, maar zonder geestdrift, en met een voorgevoel, dat zij het deden voor het laatst. Ons advies om liever een eerlijk liberaal te stemmen, dan een bondgenoot van Eome, druist ook zoo zeer in tegen de traditie, waarin onze orthodoxe kiezers zijn opgevoed. Men kan zich er nog niet goed in vinden. Doch men zal er hoe langer hoe meer toe komen. Nergens gaat de antirevolutionaire partij meer vooruit. Overal slinkt het aantal stemmen op haar candidaten uitgebracht, en de Stand, weet het ook wel, ook al zoekt het blad dit verschijnsel te loochenen of te bemantelen.

Wat in ons nadeel is? Ons gebrek aan candidaten, die wij zouden stellen kunnen tegenover de mannen vau het Centraal-Comité. Maar er is een tijd geweest, waarin de Heer Groen slechts drie candidaten stelde voor 't geheele land, en één hunner was een openbaar onderwijzer, de Heer van Otterloo.

Daar komt bij, dat wij er niet aan denken, een nieuwe politieke partij in 't leven te roepen, en geen „program" vertoonen kunnen, waarmeê men zoo gescliiktelijk ma-