1136
PSALM XVI.
Ten slotte volge hier de vertaling van dezen psalm:
vs. 1. Benaar mij, o God, want ik heb tot U de toevlucht genomen;
„ 2. ik heb tot Jehova gezegd: „Gy zijt de Heer, mijn goed is enkel bij IT!"
„ 3. en tot de heiligen, die op de aarde zyn: „deze zijn de edelen, in wie al mijn welgevallen is."
„ 4. Vele zijn de smarten van hen, die een anderen [God] aanroepen; hunne drankof'fers van bloed pleng ik niet, en hunne namen neem ik niet op mijne lippen.
„ 5. Jehova is het deel myner erve en mijns bekers; Gy zijt bestendig mijn lot.
„ 6. Be snoeren zijn mij in liefelijke oorden gevallen; ja mijn erfdeel is schoon in mijn oog.
„ 7. Ik dank Jehova, die mij leidt door zijn raad; ja ook des nachts onderwijst mijn binnenste niy;
„ 8. ik stel Jehova gestadig voor mij; omdat Hy aan niyne rechterhand is, wankel ik niet.
„ 9. Daarom is mijn hart verblyd, en mijne eer verheugt zich; ja ook mijn vleesch zal ongedeerd wonen,
„ lü. want Gij zult mijne ziel niet overgeven aan het doodenrijk; Gij zult niet toelaten, dat uw gunstgenoot de groeve aanschouw'.
„ 11. Gy doet mij het levenspad kennen; verzadiging van vreugde is voor üw aangezicht, liefelijkheden in Uwe rechterhand, — eeuwiglijk!
Utrecht, October 1887.
Dr. J. J. P. Valeton Jk.