DUITSCHE KORRESPONDENTIE.

1145

langzaam afbreken moeten; wij zullen in de verst vooruitgeschoven, noordduitschen districten de verstrooide katholieke vereenigen, met geld ondersteunen, omdat zij het katholicisme in stand doen blijven, en pioniers voor ons worden Met een net van katholieke vereenigingen zullen wij het oud-protestantsche brandpunt aan alle zijden omspannen, en door een talloos tal van kloosters onze mazen vaster maken, en dan het protestantisme dooddrukken — en de Bohensollerns onschadelijk maken.1' Dat was openhartig gesproken.

Een der grootere kringen, welke zich tot bestrijding van het indringen der roomschen heeft gevormd, is de zoogen. Evangelische Bond. In Augustus te Frankfort a/d Main definitief opgericht, telt zij nu reeds 10,000 leden, van welke er 2000 predikant zijn. Dat aantal is nog steeds klimmende. De leden behooren tot verschillende richtingen en kerkgenootschappen, maar ieder wordt als zoodanig geëerbiedigd, 't Schijnt, dat die streken waar de bevolking gemengd of overwegend roomsch is, het sterkst zijn vertegenwoordigd.

Bij de opening der vergadering te Frankfurt zeide de consistoriaalraad Dr. Ehlers, dat wij niet gerust zijn tegenover een politiek, welker zetten op het staatkundig schaakbord wij niet beoordeelen willen, maar dat wij onze hoogste en beste goederen niet gaarne zien behandelen als ruilgoederen. Een ander spreker zeide: dat weldra de ure slaan zou, waarin de duitsche protestantsche Staten, en vooral Pruissen den kamp weer aanvaarden moesten tegen den roomschen erfvijand; maar dan moest het niet wederom gebeuren, dat de aanvoerders in den strijd geen volk achter zich hadden; het volk mocht niet ontbreken, en dan zou de zege niet achterblijven. De evangelische kerk had slechts ernstig en vast te willen, en te houden wat zij heeft, niet in oude oneenigheid, maar