NAAR AANLEIDING VAN EEN ZIEKENHUIS.

wederzijdsche verdraagzaamheid, ja ook van gemeenschappelijk gebed zijn. Het laatste althans, wanneer men de dweepzieke meening niet deelt, dat Roomsch en Protestant zelfs het gebed des Heeren niet te zamen kunnen bidden, omdat de eerste de slotwoorden niet mag nazeggen. Of zou werkelijk het meerendeel der Christenen zich geroepen gevoelen alle verschilpunten op het gebied van leerstelsel en eeredienst op den voorgrond te stellen en deze in het gemengde huwelijk te laten gelden ? Juist de ernstige en vrome Christenen doen dat allerminst. Krachtens hunne persoonlijke godsvrucht geven zij, ondanks het verschil in belijdenis, eenigermate gestalte aan „de gemeenschap der heiligen," ook in hun huwelijk.

Zulk een zelfstandig, persoonlijk* Christendom vindt natuurlijk bij iemand als den bisschop geen bijval. Hij stelt de' blinde onderwerping, de gehoorzaamheid „als een lijk" veel hooger. Toch ligt in het eerstgenoemde Christendom een zegen en beteekenis voor volk en vaderland. In vele gemengde huwelijken wil men voorkomen, dat de splitsing in twee vijandige belijdeniskerken tot eene splitsing leide van tweeërlei soort van menschen, die tegenover elkander staan. Het heet ook daar: „Wat God (tot een eenig volk) heeft samengevoegd, schelde de mensch (de paus) niet." Daarom heeft de protestantsche kerk, ondanks alle gevaren welke het gemengde huwelijk meebrengt en alle verliezen daardoor geleden, het nooit in beginsel veroordeeld gelijk de roomsche kerk. Nog veel minder heeft zij het willen maken tot een tooneel van dien afschuwelijken strijd, waarin de roomsche vrouw en kinderen tegen den protestantschen echtgenoot en vader opstaan, hem het pistool op de borst zetten en de verloochening zijner rechten en overtuigingen van hem eischen. Dat laatste dwingt echter wel tegen gemengde