HEILIGE HERINNERINGEN.

stedelingen met een ernst besproken, die verried, welk een gewicht aan de verschijning van de diligence werd toegekend. Hoe veel menschen hadden niet plaats genomen voor de ramen als wij voorbij reden, of hadden post gevat op de „stoep." Een oogenblik wreven de goede lieden zich den slaap uit de oogen bij het voorbij rijden van een wagen, die reed heel tot Amsterdam, en dan dommelden zij weêr in achter de kleine ruiten, voorzien van groene of blauwe „horren."

Ik kende ten laatste den weg van 't begin tot het einde. En groot was steeds mijn blijdschap, als ik het huis Vollenhoven in 't gezicht kreeg, want dan wist ik, dat Utrecht nabij was. — Nog dikwerf zie ik er dien eenzamen, droomerigen straatweg op aan, en denk aan de dagen, toen ik er langs reed met den wagen van Moor, vijf uur achtereen, en mij schikkend in het onvermijdelijke. Nog altijd arbeiden aan den weg die mannen met een blauwen kiel aan, en een rooden band om de pet, en nog altijd is er nu eens hier en dan daar, op een marktdag, eenig vertier, maar overigens wordt deze heirbaan door weinigen betreden. De werkelijk fraaie en de gansch zeer vervelende gedeelten zijn besloten onder éénzelfden ban, en hoe zou men hém aanzien, die thans besloot per rijtuig te gaan van Utrecht naar Zwolle?

Is het niets reeds veel, wanneer men thans uit den spoor-waggon hier en daar een blik werpt op een stuk van den ouden, stillen weg dat men te zien krijgt — en zegt: how of ten, o how often!

In September 1856 heb ik met de diligence van Floor den weg tusschen mijn geboorteplaats en Utrecht afgelegd onder omstandigheden, die voor mij onvergetelijk zijn gebleven.

Ik ging toen als student naar de Academie. Ieder, die ooit student werd, begrijpt wat dit zeggen wil; be-