HEILIGE HERINNERINGEN.

schrik te denken aan mijn intreê in die vroolijke, losse studentenwereld, die mij wel buitengewoon „groen" moest vinden.

Voor mijn ouders waren die laatste dagen, welke hun eerstgeborene onder het ouderlijke dak doorbracht, eer hij „de wereld" inging, kennelijk dagen van grooten ernst, en niet vrij van eenige bekommering.

Mijn vader sprak er niet veel van; dat was zoo niet zgn aard; maar mijn moeder wist mij meê te deelen, dat hij halve nachten wakker nederlag, en soms zoo diep kon zuchten. Mijn moeder was onvermoeid in het bedenken en bijeenbrengen van allerlei dingen, die ik mede moest nemen naar de Universiteit.

Ik kreeg ruimschoots provisie meê van allerlei levensmiddelen en versnaperingen. Koffij , thee, suiker, — het werd alles, zorgvuldig ingepakt, in trommels en bussen mij meegegeven, en voorts eenige verrassingen, die ik wel vinden zou. „Dan dacht ik nog eens aan mpn moeder," zoo werd er bijgevoegd, alsof ik dat toch met zou gedaan hebben!

Tegen allerlei gevaren werd ik gewaarschuwd: tegen het laat studeeren 's nachts na 12 uur; tegen het uitgaan des avonds zonder cache-nez; ja, waar niet tegen? Stel u eens voor, dat ik als gymnasiast nooit na 10 uur was thuis gekomen, indien ik al eens uitging, en dat men steeds wist, waar ik zou te vinden zijn. Geen wonder, dat het ouderlijk hart bezorgd was; en gelukkig, dat het niet al de gevaren kende, waarmeê ik, argelooze knaap van 17 jaar, nu in aanraking zou komen.

Ik wandelde in de dagen vóór mijn vertrek nog eens naar al de plekjes, die mij in mijn zorgelooze jeugd lief waren geworden, en welke ik mij nog zoo levendig kan voorstellen, alsof ik ze gister betreden heb. Langs het strand der zee, waar ik zoo dikwerf had genoten; door