HEILIGE HERINNERINGEN.

en trouwste vrienden, die ik heb ontmoet op mijn levensweg. Ik had nog een tijdlang met hem het gymnasium bezocht; maar hij was mij in leeftijd vooruit, en reeds candidaat. Van hem had ik de eerste beginselen geleerd der hebreeuwsche taal; hij had voor mij de kamer uitgekozen, die ik bewonen zou; hij had mij boeken geleend, en mij op allerlei wijze een vriendelijkheid bewezen, die ik nooit vergeten zal. Ik wist toen nog niet, hoe hoog mijn vriend stond aangeschreven bij zijn leermeesters, die een prijsverhandeling van hem de eer eener bekroning hadden waardig gekeurd, en hoe hartelijk hij om karakter en talenten beiden werd bemind door de studenten. Thans is hij reeds sinds jaren zelf hoogleeraar, maar voor mij dezelfde, dezelfde die hij was, toen hij mij, een blooden veluwschen knaap, bracht in den kring zijner vrienden, die tot de uitnemendsten onder de studenten behoorden.

Toen de avond reeds een eind gevorderd was, klom ik den nog al steilen trap op, die naar mijn kamer leidde. Ik ontsloot mijn koffer, want boven op lag daarin het kleine groene „studeerlampje", bij welks bescheiden licht ik zoo vele, vele uren als gymnasiast had zitten te arbeiden. Ik stak het aan — en daar zat ik nu, „alleen in een groote stad."

Ik verstoutte mij, en bestelde theewater. Toen 't mij gebracht was, en ik de gezellige thee mocht inschenken, werd het mij een weinig „gemüthlicher". Ik pakte het een en ander uit, dat ik het eerst zou noodig hebben. Daartoe behoorde ook een exemplaar van G'óssner's Overdenkingen voor ieder dag van 't jaar. Ik had dat boek ten geschenke ontvangen, met den wensch erbij, dat ik geen avond mij ter ruste zou begeven, zonder er in gelezen te hebben. Dien avond deed ik het, en ik deed het daarna, tallooze keeren; maar er zijn tijden gekomen, waarin ik het niet deed, waarin ik er niet aan dacht het