KRONIEK.

voor hun herderlijk werk bezield zijn, spreekt vanzelf, maar naar mijne overtuiging behoort ook die arbeid te geschieden. Blijft er geen voldoende tijd beschikbaar, dan dient die door eenige reorganisatie in den dienst gevonden te worden. Maar juist van dat herderlijk werk verwacht ik alle heil.

„Gij ziet het, mijne heeren, mijnerzijds wordt te goeder trouw gestreefd naar een edel doel.

Ik meen met de geïncrimineerde woorden den vinger te hebben gelegd op eene wonde, die ik mij terecht of te onrecht verbeeldde te zien.

„Wenscht gij te weten of ik juist heb gezien, ik blijf tot een onderzoek bereid."

Dit niet alledaagsch incident heeft den Heer J. van Dijk Mz. te Doetichem een artikel in de pen gegeven, waarvan wij hier een gedeelte overnemen:

„Zeker is het een feit, dat wij in Nederland, zoowel in de steden als in de dorpen, niet weinig ijverige predikanten hebben. Hieraan doet de ontnuchtering van onzen tijd veel goed. De predikanten worden meer en meer natuurlijk en in den goeden zin des woords „natuurlijke menschen." De „preektoon" wordt verwisseld met natuurlijk spreken. Het „keelzetten" en het fulmineeren tegen ik weet niet wat, verandert van lieverlede in een liefelijke prediking, zoowel in woord als in stem en gebaren. Het „dogmatisme" en „subjectivisme" wordt meer en meer verdrongen door het Evangelie naar de Schriften.

De ijver van vele predikanten neemt toe in de gemeenten: want die een weinig nuchter is, begrijpt heel goed, dat hij, zonder „populair" te zijn in den goeden zin — Paulus zou zeggen: „zich aangenaam te maken bij de gewetens der menschen" — in dezen aetieven tijd geen invloed heeft, en wel allerminst, indien hij als predikant wel over de liefde predikt, maar hatelijk is jegens anderen, of milddadigheid aanprijst aan anderen, maar zelf gierig is, of niet trouw arbeidt, terwijl er zóóveel te doen is.