K E O SIB K.

Niet genoeg kan ik er mij over verblijden, zoo dikwijls ik hoor, dat er veel jonge predikanten zijn, en onder hen niet weinige van mijne oudkweekelingen, die met ijver en tact in de gemeenten, aan hunne zorgen toevertrouwd, arbeiden, en ik verheug mij over de vruchten, die van dezen stillen en trouwen arbeid door de gemeenten geplukt worden. Het is waar, dat allen ijveraars behoorden te zijn, in alle bescheidenheid, liefde en reinheid, om anderen op te beuren; maar in onzen slappen tijd verheugen wij ons toch over veel goeds, al is dat er veel te weinig.

Aan teleurstellingen ontbrak het mij ook al niet;'maar dan denk ik menigmaal: wat kost het den Heiland, aan wien wij allen alles te danken hebben, toch een moeite om zijn Eijk uit te breiden met zoovele trage en ongeschikte arbeiders!

Moge het woord van den Leeuwarder Burgemeester bij velen in goede aarde vallen. Dan zal Zijn Hoogwelgeborene zich verblijden en velen met hem."

Daar is ontegenzeggelijk veel waars in hetgeen de Heer van Dijk hier zegt. Wij weten niet met juistheid, hoe het te Leeuwarden is gesteld, maar wij weten wel, dat in veel gemeenten, grootere en kleinere, van het huisbezoek door de predikanten niet veel werks wordt gemaakt. Dat een burgemeester van een zoo aanzienlijke gemeente als Friesland's hoofdstad, ons daarop wijzen komt, moet met verootmoeding, maar ook in zekeren zin, met dank worden aanvaard. Deze magistraat is het nog niet eens met de Amsterdammer, die aan dit incident een hoofd-artikel wijdde, en verklaarde dat een ontwikkeld mensch geen predikant meer afwacht, om over zijn geestelijke en zedelijke belangen te spreken. Ware ik predikant te L., ik zou dan ook van stonden aan, met den burgemeester een begin maken, en ZEd. Achtbare bezoeken, en hem vragen, waarom hij bijna nooit ter kerke komt, en het H. Avondmaal niet gebruikt. Wie