KRONIEK.

heid eischt dus, dat de pastoors niet als halve heiligen worden verheven, terwijl de predikanten worden op de kaak gesteld.

Ook zouden wij den burgemeester van Leeuwarden wel eens gevraagd willen hebben, of het ook niet zijne ervaring is, dat de roomsch katholieke kerk zoo bijzonder slecht haar armen verzorgt. De Heer Schaepman heeft eens gezegd, dat zijn geloofsgenooten, die vóór 300 jaar van hun kerken waren beroofd door de gereformeerden, nu al hun geld besteden aan het bouwen van kerken, en aan ons de zorg overlaten voor hun armen. Dit onbeschaamde woord van dezen ge vierden leerling der jezuïeten wordt door de ervaring niet weersproken.

De heer mr. L. W. C. Keuchenius is na een zeer werkzaam leven, aan 't einde van een eervolle loopbaan, en na een smartelijk met christelijk geduld gedragen lijden ingegaan tot zijne ruste.

Hij is een man, dien ieder partij het zich tot een eere had mogen rekenen, hem tot hare leden te tellen. Aan zijn bekwaamheid, zijn ijver, zijn rondborstigheid, zijn eerlijkheid brengt, bij zijn verscheiden, ieder hulde. Voor den kleiner kring zijner nabestaanden was hij de goedheid en vriendelijkheid zelve, en ook uit het buitenland komen betuigingen van deelneming bij het overlijden van den voorkomenden, geestigen gastheer en vriend.

Onder de vele treffelijke woorden, die de Heer Keuchenius heeft gesproken in de Tweede Kamer, verdient inzonderheid ééne verklaring voor de nakomelingschap bewaard te worden, welke hij aflegde op 12 Juli 1880.

Het Ministerie—van Lijnden was aan 'troer, en bezig met de bekende Schoolwet van het Ministerie-Kappeyne ten uitvoer te leggen. De temperatuur was heet — en

6