BEN ANTIKRITIEK.

om te doen aan te toonen, dat de zonderlinge meteen heerlijken aanleg begaafde Ab-Hurck eerst door de smart des levens, het conflikt met de gemeene wereld die hij als zoodanig niet kende, geworden is een man naar Gods hart. Ab-Hurck was in den eersten tijd, waarin wij hem zien optreden, nog niet gebroken. Hij was hoog, trotsch, met veel verachting voor het gewone. In den donkeren „nacht" heeft hij eerst geleerd nederig te wezen. Waarom schrijft Prof. Saussaye dat zinnetje: „Ab-Hurck is des Schrijvers held," zonder eenige toelichting, zonder eenig bewijs zoo maar neer? Waarom onderscheidt hij niet de periode's, waarin het boek verdeeld is? Heeft hij dan niet begrepen, dat ons hier een gistende, chaotische natuur, die zich zeiven niet begrijpt, zich zeiven niet doorziet, in zijn worsteling om tot licht te komen wordt beschreven? Ab-Hurck doet zonderling. Waarom? Omdat hij Ab-Hurck was en geen mensch, lezer, als gij en ik. Een burgerman begrijpt, doorziet zich zelf in een week. Hem is alles klaar; hij doet niet gek; hij is niet origineel, ook niet would-be origineel; maar wel Ab-Hurck, de zonderlinge man met den zonderlingen naam! Of kent professor Saussaye alleen helden die idealen zijn? De tijden zijn voorbij, dat kunstenaars idealen om de idealen schilderden. Men schildert niet meer een ideaal bosch met keurige, gepolijste boomen en lieve herten, maar een bosch, de natuur. Men ontdoet zich van de Grieksche aesthetica, die geheel beheerscht werd door het Beeld, en wordt wat men wezen moet krachtens zijn aanleg, mensch van den westerschen stempel, met een oog voor het bijzondere. Ab-Hurck is geen abstractie maar een man van vleesch en bloed, een mensch, een zondaar, een titanisch zondaar; en het boek loopt hierop uit, dat Ab-Hurck ten slotte zelf die ontdekking doet.