UIT DE JEUGD VAN ABRAHAM KUENEN.

soesen, te suffen; (Moeder Kuenen kon er ons nog zoo aardig van verhalen) totdat hij evenals later Kuenen de apotheek vaarwel zeide, docli elders te vergeefs eer en goud zocht in zijn reeds op 36( jaren in 1851 geëindigd leven.

Stond Kuenen nu op de plaats van Boudewijn, de overeenkomst dezer twee blijft hiertoe bepaald, want Boudewijn stond er tegen zijn zin, en het apotheker worden van Kuenen heeft men zich doorgaans verkeerd voorgesteld. 'tWas voor hem de natuurlijkste zaak ter wereld. Als eenige zoon was hij er van den beginne toe bestemd en met de gedachte er aan opgegroeid, had met het oog daarop Latijn geleerd en zou misschien toch weldra van de Latijnsche tot de Klinische school zijn overgegaan. Nu was zeker de reden, waarom het gymnasiaal onderwijs thans werd afgebroken, zeer treurig, maar dit bracht bij' onzen vriend geene dadelijke omkeering in de voorstelling, welke hij zich van zijne toekomst gevormd had. Daarbij kwam, dat hij niet hartstochtelijk van aard, zich in de omstandigheden wist te schikken en te hoog stond om niet in elke studie belang te stellen. Moge dus later door blijvend verkeer met zijne vele voor de studie bestemde vrienden en door zijn ijverig deelnemen aan hunne studiën, de wensch naar lotwisseling op de allernatuurlijkste wijze bij hem zijn wakker geworden, met ijzeren plichtgevoel en grooten ijver nam hij zijn beroep waar, totdat in Gods weg het verliezen van zijn vader hem tot gewin werd. Want ware deze blijven leven, de band die den zoon aan de apotheek bond, zou al heel bezwaarlijk zich hebben laten losmaken, en oen zóó dagelijkscli verkeeren en werken met de oude vrienden zou hoogstwaarschijnlijk onmogelijk geweest zijn.

Even bij Kuenen aanloopen en korter of langer voor de toonbank of in 't kleine kamertje naast, of in de huis-