PASTORALIA;

vloed des harten," niet: vloeien de daden voort, maar „spreekt de mond."

En wanneer men nu bepaalde zedelijk-godsdienstige beginselen wil propageeren met woorden, dan zijn daarvoor vaste formules, d. i. dogmaas onmisbaar. Dit is de armoede der moderne richting met haar minimum van dogmatiek o. a. openlijk beleden in het reeds geciteerde advies over wijkverpleging, pag. 15, en die de voor de hand liggende oorzaak is van haar fiasco onder de groote menigte. Maar nog grooter is de armoede der zoogenaamd neutralen. In een gesprek met een der bestuursleden van Ons Huis waarin ik mijne bezwaren tegen deze inrichting uitsprak, zeide men mij iets hoogers en diepers te kennen dan het beginsel der naastenliefde, boven in den text genoemd, iets dat van deze de grondslag, voor haar het motief is. Ik citeerde dadelijk het bekende beginsel: God lief te hebben boven alles, en onzen naaste als ons zelf. Maar tegen deze formuleering had men bezwaar omdat men meende niet meer aan een persoonlijk God te kunnen gelooven. Daarom wilde men liever daarvoor in de plaats stellen: „liefde tot het ideaal of iets dergelijks."

Ik constateer hier allereerst de feitelijke erkenning van het goed recht van den godsdienst van de zijde der zoogenaamd godsdienstloozen. Men erkent het bestaan van iets hoogers, waartoe men in een zoo innige betrekking kan staan dat men het woord „liefde" durft gebruiken; en deze betrekking is richtsnoer voor de verhouding tot onze medemenschen. Maar verder moet ik wijzen op het jammerlijk gebrekkige dezer formuleering, vooral waar men daarmede wil optreden tegenover het volk. „Liefde tot het ideaal of iets dergelijks", preek daar nu eens over tot proletariërs! Maar ik ga verder en ik maak er dezen arbeiders en arbeidsters in den socialen wijngaard een verwijt van dat zij zelfs niet naar eene betere formuleering zoeken, erger nog dat in het reeds meer geciteerde jaarverslag van dat hoogere of diepere dat men belijdt te kennen, zelfs niet wordt gesproken. Ik bedoel geen hatelijkheid wanneer ik zeg dat hierin ten slotte gebrek aan liefde zich openbaart. Bij ons is ons zendingswerk (in- en uitwendig)