hetgeen het nageslacht VAN hem zou denken.

hunne lier ten dienste van-Augustus. Vergilius, in zijne jeugd de medeleerling van Augustus, maakte ter eere van de gens Julia een epos, zong een herdersdicht, (de vierde Ecloga) *), waarin hij de naderende terugkeer der gouden eeuw aankondigde; en veranderde de geheele tweede helft van het vierde boek van zijn lied op den landbouw (Georgica), waarin hij den lof van zijnen, te recht door hem geëerden, vriend Gains Cornelius Gallus bezongen had, — nadat deze bij Augustus in ongenade was gevallen — geheel en al. Horatius echter wbs wat zuiniger met zijn lof: weigerde zelfs den post van particulier secretaris van Augustus; moest belast worden met het maken van gedichten; en maakte zoo weinig gewag van Augustus in zijn werken, dat deze hem eenmaal schreef: „Weet, dat ik boos op u ben, omdat gij in uwe meeste geschriften niet bij voorkeur met mij spreekt. Of zijt gij bang dat het u bij het nageslacht tot schande zal verstrekken, dat gij ons een vertrouwd vriend schijnt?" Waarop Horatius antwoordde met den eersten brief van zijn 2^e boek in de woorden:

„Daar gij alleen zoovele gewichtige zaken op uw schouders hebt, Italië met uwe wapenen beschut, er goede zeden in doet heerschen, en door wijze wetten verbetert, zou ik het welzijn van't algemeen benadeelen, o Caesar, indien ik u, door lang met u te spreken, den kostelijken tijd ontroofde." Augustus deed daarom zelf, wat hij wenschte dat gedaan werd.

1) Dit herdersdicht heeft den geleerden al vrij vrat vermoeienis des geestes gekost. In de middeleeuwen werd het algemeen als een aankondiging van de komst van Christus beschouwd, en Vergilius dus als een profeet vereerd. Dante maakte hem dan ook tot zijn leidsman. De daarin voorkomende naam Pollio (consul in 41 v. Ohr) is wel een verkeerde lezing.