HETGEEN HET NAGESLACHT TAN HEM ZOÜ DENKEN.

de erfenis afstand te doen. Daartoe is hij echter niet te bewegen. Hij neemt Jen naam van Caesar aan, en zendt aanstonds, zeer praktisch, boden naar Azië , om al wat Caesar voor zijn voorgenomen tocht tegen de Parthen reeds derwaarts had gezonden, zoowel aan andere zaken als vooral aan geld, naar Italië terug te doen zenden !). Zijn optreden, zelfs zijne komst, is alles behalve aangenaam aan Antonius, die reeds begonnen was in Caesars voetstappen te treden; en Antonius, die het consulsambt bekleedde, doet al het mogelijke den jongeling schadeloos te maken, maar zijne pogingen lijden schipbreuk op de energie van Octavianus, die hierbij geholpen wordt door zijnen naam en zijn mildheid die zelfs het van zijn vader Octavius geërfde niet spaart, door zijn aangenaam voorkomen, zelfs zijn jeugd, en door die oude soldaten van Caesar, aan wie Antonius nu eene zelfs jegens den vermoorde verraderlijke rol schijnt te spelen. Weldra verspreiden zich geruchten dat de beiden elkanders leven belagen. Octavianus wendt het nu op een anderen boeg. Hij zoekt Cicero's hulp, weet zich bij dezen zoo voor te stellen, dat de oude maar voor vleierijen licht vatbare redenaar in hem een vriend van Brutus en Cassius denkt te zien 2), en geeft dezen door de herhaalde brieven die hij hem schrijft, soms twee op éénen dag, den indruk, dat hij zich geheel door den ouden Bepublikein zal laten leiden; maar Cicero is hem slechts een werktuig, merkwaardig verschijnsel, die oude staatsman in de handen van den jongeling!) dat als het gebruikt is, ter zijde zal worden geworpen. Cicero moet de senaatspartij op Octaviaan's

1) Wij volgen hier Mc. v. Dam. Dio Cassius (XIV : 3) stelt het voor alsof dat geld en de troepen door Caesar aan Octavius gezonden waren, en deze ze uit Apollonië medebracht.

2) Vergel. Cicero's brief aan Atticus XIV: 11. Octavius mihi totus deditus.