KRONIEK.

in dezen strijd ons niet hebben laten besturen door antipathie tegen Dr. Kuyper, en door aristokratische neigingen. Het zijn die beweringen, waarmeê men onze positie verzwakken en tot iets onedels verkleinen wil. Wij strijden niet tegen den persoon van Dr. Kuyper. Wij behoeven dat niet te doen. Hij heeft in deze verkiezingscampagne zoo zonneklaar getoond, welk een karakter hij is, dat wij aan den commentaar, dien hij op zich zelf heeft geleverd, niets hebben toe te voegen. Honderde geloofsgenooten, die voorheen hem als een broeder eerden, en onder zijn vaandel optrokken, wenden nu met weerzin zich van hem af. Wij kunnen dus zijn persoon laten rusten.

Maar zijn streven dat zullen wij blijven bestrijden, omdat hij een vijand is der Ned. Herv. Kerk. Daarom ook, maar daarom niet alléén. De invloed, die van de Stand, uitgaat, is in onze schatting, even verderfelijk als die van de sociaal-demokratische pers. Zeer opmerkelijk was dan ook de toenadering tusschen de H.H. Kater, Heldt en Nolting; en al zijn deze drie mannen nog niet wat men noemen kan volslagen sociaal-demokraten, hun ontwikkeling brengt hen toch tot deze lieden al dichter en dichter. Te voorkomen, dat Dr. Kuyper met den Heer Tak hun „plannen" volvoeren konden, achtten wij eenvoudig een daad van vaderlandsliefde.

Stond het belang van uw Kerk dan niet op den voorgrond? Zoo vraagt men. En men voegt daaraan toe: Indien Dr. Kuyper uw Kerk omverwerpen kan, dan moet hij het doen, want dan verdient die kerk niet te blijven. Men houde het ons ten goede, dat wij zulk een woord voor niets anders houden dan voor een fraze, die niet ernstig kan zijn gemeend. Wij zullen er ons wel voor wachten, de N. H. Kerk te vereenzelvigen met het Godsrijk, en Dr. Kuyper met den overste dezer wereld, maar